Heel aardig te gebruiken, als ik iets wil zien als ‘nieuw’ (zie column Frisse Kijk) maar toch.. Het mag dan een gave zijn, dat VRI (zie interview Eddy Posthuma-De Boer), soms is het toch wel verrekte lastig, dat geswitch in de ruimte de hele tijd. Ik heb van die dagen dat het constant switcht. Vanmorgen liep ik op straat toen een oudere heer mij aansprak. Hij was op zoek naar een bepaald adres want hij was enigszins verdwaald.
Hij was niet in het bezit van navigatieapparatuur want een mobiele telefoon, die had hij niet, bekende hij mij. Nou, ik ook niet. En op dat moment was bij mij net weer de boel zestig graden gedraaid, of negentig, daar wil ik van afwezen. ‘Ja hoor, ik wijs u wel de weg. Als u even een moment heeft meneer, ik moet even nadenken,’ zei ik. ‘Ik heb namelijk last van orientatiegedraai.’ ‘Oriëntatie wat?’ vroeg hij. ‘Dat is niet eenvoudig uit te leggen. Neemt het maar van mij aan.’ Hij gehoorzaamde en vroeg niet verder. Ik sloot mijn ogen en hief mijn hoofd ten hemel. Eens even kijken…. mijn zus woont zo, en deze straat heeft volgens mij dezelfde richting dus als ik nu aan haar huis denk….. Nee, het lukte niet. Dan maar een andere straat als voorbeeld. Mijn eigen straat! Waarom niet? Of zal ik de ringvaart oproepen, die ligt in dezelfde lijn vermoed ik….
‘Gaat het wel goed met u?’ vroeg de wachtende heer bezorgd. Ik opende mijn ogen en gaf hem een geruststellend knikje. Daarbij kraakte mijn nek. Nu wiste de man een paar zweetdruppels van zijn bovenlip. Dat deed hij met een ouderwetse grote zakdoek, wit en aan de randen een donkerrode bies met een paar smallere biesjes ernaast die elkaar op de hoeken kruisten. Daar heb je dat lijnen-patroon weer, dacht ik. Altijd die richtingen en lijnen. ‘Mevrouw, ik kan het ook even aan een andere voorbijganger vragen hoor. Het is echt geen schande als u het niet weet. Ik waardeer uw moeite, dat stel ik zeer op prijs.’ ‘Ach nee, dat is niet nodig. Ik hoef alleen maar even terug te draaien en dan kan ik u in een handomdraai vertellen hoe u moet lopen.’ Het kwam er zelfverzekerd uit maar ik had het voorlopig nog niet voor elkaar. ‘Volgens mij moet u die straat daar aan de overkant in en dan….’ Ik dacht weer even na.
We waren ondertussen niet meer met z’n tweeen maar met z’n drieen. Een besnorde man stond erbij en luisterde ernaar. ‘O, die straat!’ kwam hij plotsklaps tussenbeide. ‘Nou, dat kan ik u wel vertellen! U neemt de ….’ Op dat moment schoot het in mijn hersens (of beleving, hoe je het wil noemen) weer in de vertrouwde stand. ‘Nee!’ riep ik uit. ‘Bemoeit u er zich niet mee.’ En ik richtte mij weer tot de verdwaalde heer. ‘Ik kan u haarfijn uitleggen waar u moet zijn,’ gooide ik er opgelucht uit. ‘Nou vooruit dan maar, als u het beter weet, ik zou zeggen: doe u best. Ik ga weer verder, goedemorgen.’ En de man die zich er mee had bemoeid, verdween. De oudere heer keek hoopvol naar mij op. Hij was iets kleiner dan ik, vandaar. Ik zag het hele stratenplan ineens haarscherp voor me en begon hem uit de doeken te doen in welke richting hij zijn wandeling diende te vervolgen. ‘U gaat straks naar links, en dan neemt u de eerstvolgende rechts, dat is de straat hoe heet ‘ie ook alweer…’
En toen floepte ik weer uit mijn vertrouwde beeld en bleef ik vastzitten in mijn betoog. Een pijnlijke stilte volgde. Ik schoof wat met mijn schoen over de straattegel en keek ernaar. De heer maakte nu aanstalten van mij weg te lopen, dat zag ik aan zijn voeten. Ik durfde niet meer op te kijken. Vriendelijk, maar vol medelijden in zijn stem sprak hij: ‘Mevrouw, neemt u even een pauze, u bent overwerkt vermoed ik.’ En weg was hij. Er zat niets anders op dan mijn eigen weg te vervolgen. Maar waar moest ik ook alweer naar toe en hoe kwam ik daar?